1. |
De Zwarte Kamer
03:05
|
|||
de vlucht vertrekt
het luchtnet fronst
de regen sleept de schemer
in paarse rimpels door de wind
over wegen vogels wolken tegenliggers
naar wat nergens in verborgen zit
beslagen spoel ik aan de laatste aanwas
van de avond weeën zwellen
van het klamme mistlicht aan en
af rollen terug en remmen drukken
mij tussen haar lippen spannen samen
en ze glundert deinend op het dekbed in
haar hei we trekken op voorbij de dijken
langs het wegdek spreiden dijen klappen molens
en weer af we liggen in het water
het harmonium breekt open en ik sla de nachtvlucht gade waar ik sta vertraagt verwachting zingt volledige verdoving in het wolkendek wacht het instrument het licht de maan vertroebelt opgezogen in het wachtlicht door geen toekomst door vermoeden waar ik sta vergroot de tijd de molens lippen en haar zij het klamme mistlicht klappen water en de tijd vergroot de vangrail en ze ademt lacht het water staat me nader dan we knippen in het dekbed
in de vertes vaart het waaklicht op de wegen
ik schrik wakker
honderdzestig
hoe de nacht zoemt
handen zweten en ze noemt me
zwarte kamer op de snelweg
vergelding dooft het licht
met een knipoog
|
||||
2. |
Een Bijnaam
03:27
|
|||
Met onze handen tussen ons
in elkaar gevouwen hielden we
als een gedeeld gebed je kamer
open naar de dageraad
en vielen er in slaap
als dieren het verkeer onwillig
onder ons het stoffig kruispunt
Marrakech en Korenbeurs
Droog klapte de zomer uit
en deed ik alles voor het eerst
van trein tot trein ik droomde
voor het eerst van harte, van nature
van hoe de stad een stad was
met mijn hoofd tussen je benen
bracht ik vruchten naar het hof
om te noemen offergaven
Zonder woorden, zonder geluid
Elk geluid een woord in wording
een woord een naam voor hoe het is.
Het is simpel; dit is fijn.
Nu geheimen ons gedeeld zijn
zoals eigenschappen zijn,
niet te vragen definitie, wat
betekent dit, nu elk woord
niet betekent tot het uitgesproken is
Genegenheid, affectie, wat verliefdheid,
wat zijn geiten, wat zijn vijgen,
wat geliefden, wat zijn stiltes
die hun eigen leven leiden?
En misschien is het een grap
dat seks niet iets was
niet iets groters; het was stil,
als een gat waarin de liefde
misschien wel kon, misschien niet kon
Nou, het hoefde voor het eerst
niet meer te zijn dan overgave.
Niet bedoeling als
mijn vroom schuldbewustzijn.
|
||||
3. |
Misery Boogie Woogie
02:38
|
|||
Geen tijd
het spijt me
voor jou, voor mij.
Geen geduld, geen medelijden
iedereen lijdt
|
||||
4. |
Mooiweerssukkel
03:27
|
|||
Of ze iemand is die
het weer probeert te volgen,
wat voor hond ze nemen zou,
wat voor baasje ze zou zijn,
waar haar stiltes over gaan.
We kunnen nog de hele zomer
naar de regen kijken.
Het maakt weinig uit voor kleine
manen, dromen, voor het slapen
van haar lichaam, voor de bedding
van haar tong dat ze niet alles
hoeft te weten, maar genoeg.
Zomervriendje, zondagsliefde,
en een definitief einde;
het zegt genoeg ja, dat ik niet
echt hoef te wonen in haar mond
en dat ze niet de dingen zegt
waar nog geen vragen voor bestaan.
Iets toevalligs, iets onmisbaars,
en een infinitief begin.
Iemand die niet wist hoe
wat te geven, maar alles gunde.
We putten uit elkaar en elkaar uit,
bedrijvig volk van onze aardes.
Het zegt genoeg
ik hou van je, in ways
ze allebei te willen zeggen.
Was alles nu maar anders geweest.
|
||||
5. |
De Lange Drempel
01:37
|
|||
De zee kan grijzer dan de lucht zijn.
Ik heb ijzeren geduld.
De reis te lang voor de gedachte
die hij vervoert.
De angstval blijft onvervuld
en ongeroerd laat hij zich wachten
op wat niet kan.
tot tijd zichzelf beleven gaat,
tot de honing uit haar hoofd zou lopen.
De weg spoelt terug.
Ook deze bui wordt omgeslagen
als een pagina
over de hemelrug.
|
||||
6. |
Vrolijke Seks
06:24
|
|||
1
Een relatie met een einde;
een tijdje verkering. Vrolijke seks,
ik ben verdrietig als een clown.
"Het voelt alsof een tijd voorbij is,"
zei ze dan ook alsof ze de deur sloot
die ik voor haar openhield.
Liefde schamperde. Ik zwoer
geen intertaal, geen common ground,
geen theory of mind - nou, ok, ik hou al op.
2
Vannacht heb ik de klei uit je holtes
gehaald en je gevuld met een aanklacht
waar ik de woorden heb uitgedrukt.
Was jij maar een man geweest.
Ik was zo’n goede vrouw. Ik wou geen
man of vrouw, of man of vrouw zijn, maar
was je maar, liever dan geen man, was je
maar een man geweest, en werd het maar
weer winter - of liever, laat ook maar
3
aan ons voorbijgaan. Ik zit achterop met
mijn handen in haar jaszak, zonder
risico te troosten. Het festival begint
terwijl wij een serie bingen.
Als we nou heel stil blijven liggen,
voegwoorden vermijden, en jij
je recht op leven niet opeist.
“Ik voel me zo eendimensionaal bij je,”
maar onze seks is zulke vrolijke.
4
Ze brengt mijn hand naar binnen om haar
klaar te voelen komen. Vreemde mannenhanden
trekken een kinderwagen de bus in.
Ze gaat zitten, staart het raam uit,
bekent haar lichaam en wordt deel
van het publiek geheim.
Iedereen huilt, iedereen plast en iedereen
menstrueert. Geloof me.
Was ik maar geen man, maar
5
in ons openbare lichaam,
buiten het gewicht van alle
ongeleefde levens, gebleven
in jou als in de blik van vreemden
in alle richtingen van de tijd,
in plaats van iets
zo eendimensionaal als god,
een optie op onsterfelijkheid
en een mooie manier om niet te zeggen
6
dat hij het niet allebei kan hebben.
Sterker nog, dat zij wel
zonder had gekund.
Had je dan verzet. Had hem
aangekeken en gezegd
dat hij het zelf maar uit moest zoeken
en moest doen. Had iets van me
geëist. Iemand tegenover me geweest -
ja, ik weet het. Had het maar gekund.
7
Laat me je nog één keer want
goed uitmaken is heiligen:
je was precies wie ik nodig had,
je voelt alsof je tijd voorbij is.
Niet echt een reden, maar ik vrees
dat ik je instemming niet nodig heb.
Wie kan het eerlijk uitmaken?
Jij bent het nou eenmaal niet
gebleken, geworden, geweest.
8
“Doe maar wat je moet doen.”
De zomer is toch over.
Het echte leven zou beginnen.
Straks zit ze daar met haar
geschoren vagina en hopelijk
geen baby in haar buik.
|
||||
7. |
||||
Iedereen lijdt
geen geduld, geen medelijden
voor jou, voor mij.
Het spijt me
geen tijd
|
||||
8. |
Terugreis
03:33
|
|||
Hij breekt een nieuw seizoen aan
en daarna nog een.
Dagen vroeger later.
Langs het firmament staat men
de winterstolp al uit te testen.
Geen plannen nog om aardig,
trots of tolerant te zijn.
Wie een tipje van zijn ijsberg licht
verliest gezicht en de genade
zijn eigen soort te mogen wezen.
Is er iemand al begonnen
te worden wie die is? Zeg ‘ns,
hoe is het om te weten
dat je niemand bent geweest?
Geen mens naar keuze meer te zijn?
De richting van de tijd
is als liefde van één kant:
zonder kracht, zonder weerstand.
Ik kende hem net via mijn vrienden
die toen mensen voor me waren.
Kwam toen in mijn nieuwe kamer
met veel eerder hadden moeten
en eerlijkheid als huiswerk.
Een lastig mens en zijn idee van
later, als hij echt gaat leven.
Straks misschien een soort persoon dat
ergens bij hoort, maar vooral
niet verder gaat met tegenzin,
tijd denkt uit te kunnen zitten.
Wat een eikel, eigenlijk.
|
||||
9. |
Zondagen
03:03
|
|||
Toen op zondag probeerde ik bij mijn ouders herboren te worden.
Ze had me leren proeven als een broer van boeken over levens waarvan ik het bestaan niet kon vermoeden. Ze wilde voorlezen van zangers, zingen uit haar dichters. Elk van haar genen zou ze delen, ik had ze slechts hoeven ontvangen. Maar ik zat daar maar in bad. Ik hield van haar, hoe had ik dat ooit moeten weten?
Ik werd volwassen. En een goed mens. Een professional, verdomme. Ik wist wel hoe en wat met mensen die je niet bent, maar het ging ook niet, niet echt. Vroeger bij mijn vriend ging alles - het iemand kennen, het zomaar weten. Ik weet niet, misschien was ik verliefd, misschien gewoon een puber. Misschien dat ik ook maar eens in een ander land moest wonen.
Iemand die ik kende las een boek toen over hoe ze nergens meer iets om zou hoeven geven, nog een over hoe ze weer controle krijgen zou, en schreef gedichten in een handschrift dat ze niet meer terug kon lezen. Ik was een kind weer, van de tijd wist ik niets meer. Ik zocht een denker zonder berg, ik zocht wilskracht zonder lichaam, ik zocht verlossing zonder regels. Wat is wijsheid zonder tegels?
Ik was een rotkind. Nee, grapje, ik was een aardige jongen, de alleraardigste misschien. Zo een waar een klas zich door verbindt. Ik bedenk het ook niet. De dominee, die zei dat. Was het dan het zelfbewustzijn? Het middle-childsyndroom? Verkeerd geconditioneerd? Christelijke inborst? Teringveel geblowd? Enfin, wie zal het zeggen? Ik was gewoon te bang, een schijterd.
Iemand anders gaat de steenvrucht opbaren. Die zal me nooit vergeven, of heel erg bang worden, of in de lach schieten. En dan is het gedaan, dan word ik begraven. Ooit wilde ik graven, alsmaar graven. Ik wou komen helpen in de tuin. En ik wilde eens huilen, zo lang als kon niet, en dan een paar tranen, als een klein boertje.
En dan nooit meer uit iemands schoot hoeven komen.
|
Onaf Leeuwarden, Netherlands
Experimentele spoken word pop (of muziekgedichten) over liefde, geen liefde, mannen, vrouwen, seks en treinen.
Streaming and Download help
If you like Onaf, you may also like:
Bandcamp Daily your guide to the world of Bandcamp